Beweging of verstarring in het landelijke cultuurbeleid?

Beweging of verstarring in het landelijke cultuurbeleid?
De Raad voor Cultuur heeft op 1 april zijn advies ‘Beweging in het bestel - verkenning naar een nieuw advies over het cultuurbestel’ uitgebracht. De raad pleit daarin zoals vaker voor het verlengen van de huidige rijkssubsidieperiode met enkele jaren na 2024. Met als doel rust en ruimte voor herstel na corona. Aan de andere kant zijn volgens de raad al 30 jaar wezenlijke veranderingen nodig, maar hij neemt daarvoor toch de tijd tot 2035. Kunsten ’92 houdt het vooralsnog op Kunsten2030. In beide gevallen kan er nog jarenlang sprake zijn van verstarring. Terwijl ook de kunst- en cultuursector zelf stelt: ‘Als we uitzoomen dan moeten we misschien constateren dat we meer geïsoleerd staan dan we zouden wensen. Een groot deel van de Nederlandse bevolking is ‘niet aangesloten’, voelt zich geen deel van het systeem.'
Gebreken in huidige cultuurbestel
De raad stelt dat cultuureducatie en -participatie helaas nog lang niet voor iedereen in Nederland vanzelfsprekend en toegankelijk zijn. Ook regionale spreiding en diversiteit van aanbod en publiek vragen om aandacht. Net als een eerlijke en stabiele culturele arbeidsmarkt voor makers en andere werkenden in de sector. Deze knelpunten stonden voor de coronapandemie ook al op de agenda, maar kwamen door de opeenvolgende lockdowns nadrukkelijker aan de oppervlakte. Dit beeld werd nog eens bevestigd in een inventarisatie van 30 jaar cultuurbeleid die de raad eind vorig jaar maakte
Algemene en specifieke opgaven de komende jaren
In de komende vierjarige subsidieperiodes wil de Raad voor Cultuur slechts kleine veranderingen. Wel zal het bij zijn advisering meteen al over vijf algemene culturele opgaven gaan: educatie, participatie, geografische spreiding, arbeidsmarkt en diversiteit. Wat betreft de rijksgesubsidieerde instellingen in de zogeheten culturele basisinfrastructuur (BIS) vermeldt de raad enkele specifieke speerpunten. Dit betreft een betere afstemming tussen de verantwoordelijkheden van het Rijk en de zes rijkscultuurfondsen. Voorts moet er meer aandacht voor de stedelijke cultuurregio’s en geografische spreiding komen met een structureel bedrag van € 80 miljoen. Naast beoordeling van de kwaliteit zullen subsidie-aanvragen tevens getoetst worden aan de genoemde culturele opgaven.
Cultuurbestel 2035
De raad schetst vier doelen op weg naar een nieuw cultuurbestel in 2035: artistieke ontplooiing, talentontwikkeling en professionaliteit; toegankelijkheid van cultureel aanbod, nabij en inclusief; pluriformiteit van het cultuuraanbod; verbinding tussen cultuur en samenleving. Hij vermeldt over het nieuwe besteladvies in gesprek te gaan met de rijkscultuurfondsen, gemeenten en provincies, culturele en ondersteunende instellingen; én met makers, kunstenaars en andere creatieven. Indien zijn advies naar het oordeel van het Rijk al in 2023 en niet pas in 2025 moet verschijnen, dan kan het toekomstbeeld volgens de raad daarin echter nauwelijks een plek krijgen.
Kunsten 2030
Kunsten ’92 is in januari 2021 gestart met het project Kunsten2030, naar eigen zeggen een verkenning naar een duurzame en robuuste culturele én creatieve sector. Vijf onderwerpen staan op de agenda. Het betreft nieuwe waarden en mentaliteit door een meer collectief werkverband van met name kunstenaars en een open houding naar buiten. Dit o.a. gelet op de thema’s van de Fair Practice Code: solidariteit, transparantie, diversiteit, vertrouwen en duurzaamheid. De gemeenschap moet als vliegwiel worden gezien en er dient een voortdurende dialoog met het publiek te komen. Relevant zijn voorts samenwerking en verbinding tussen makers en werkverleners en de culturele deelmaatschappij tussen organisaties. Tot slot wordt ook vertrouwen vanuit de overheid verwacht. In november jl. is een tussentijdse presentatie gegeven.
Proeftuinen 2019-2020 binnen 15 cultuurregio’s
De Raad voor Cultuur merkt op dat 52% van bevolking buiten de randstad woont, terwijl er 30% van de culturele rijkssubsidie heengaat. Om dit te verbeteren zijn er enkele jaren geleden in een wetenschappelijk onderzoek en door de raad 11 of 12 cultuurregio’s onderkend. Daarin dient de gehele culturele keten incl. hogere kunstvakopleidingen aanwezig te zijn: top (BIS), midden, basis. Om deze piramide niet te onthoofden ligt er een belangrijke taak voor het Rijk in het financieren van in elk geval de top en de kunstvakopleidingen. Het betreft de regio’s rond de vier grote gemeenten; Noord-Nederland; Twente; Zwolle incl. driehoek Apeldoorn/Deventer/Zutphen; Arnhem/Nijmegen incl. Ede/Wageningen; Noord-Brabant; Limburg Zuid incl. Limburg Noord. Vanwege hun bijzondere omstandigheden worden Flevoland en Zeeland als onderscheiden regio’s beschouwd, hetgeen ook geldt voor Noord-Holland Noord. In de praktijk zijn er thans 15 regio’s vanwege enkele afsplitsingen. Zij hebben culturele profielen gemaakt en in 2019-2020 rijksgeld voor proeftuinen ontvangen.
Per 2021 innovatiegeld voor slechts zes regio’s
De innovatiestimulans is onder de noemer ‘Vernieuwing en verbreding’ vanaf 2021 door het Rijk om financiële redenen slechts voortgezet in de qua cultuur zes meest achterblijvende regio’s. Het gaat om een beperkt bedrag van in totaal € 2 miljoen per jaar, dat de regio’s moeten matchen. De afspraken zijn veelal in april 2021 onderdeel geworden van de cultuurconvenanten tussen de betrokken overheden. Friesland richt zich op pop en productiekernen van jonge makers. Drenthe heeft gekozen voor cultuur/natuur, talentontwikkeling/ jeugdtheater en festivals. In Zeeland gaat het om een cross-sectorale en domein-overstijgende netwerkorganisatie met de ambitie om te komen tot een BIS-voorziening. Flevoland ontvangt bekostiging in het ‘verbond’ FlevoLAB, geïnitieerd vanuit het meerjarenprogramma Almere 2.0 van Rijk, provincie en gemeente om de schaalsprong van de stad te faciliteren. Overijssel benut de middelen met name voor de versterking van het middensegment in de culturele infrastructuur. Limburg wil de focus leggen op drie instellingen met het oog op talentontwikkeling van jonge makers, het ‘vertellen’ van de verhalen uit de regio en het betrekken van een breed en nieuw publiek.
Toekomst geografische spreiding en regio’s? De vraag is welke positie de geografische spreiding en de stedelijke cultuurregio’s binnen het nieuwe bestel zullen krijgen. De Raad voor Cultuur is sinds enige jaren een groot en gedegen pleitbezorger hiervan. Voorts blijken de profielen en de gekozen thema’s in de regio’s relevant ten behoeve van de eigen culturele ontwikkeling en voor andere gebieden. Maar door de kracht van de grote gevestigde BIS-instellingen, het op uiteenlopende wijze omgaan met het criterium geografische spreiding door de rijkscultuurfondsen en het beperkte rijksbudget heeft de fijnmazige gebiedsgerichte aanpak tot op heden financieel het onderspit gedolven. Het is echter raadzaam voor het Rijk om aan algemene uitgangspunten als fair pay, share en chain niet alleen ten gunste van de sector maar ook ten gunste van de bevolking snel een breedvertakte invulling in het land te gaan geven. Zeker gelet op het kabinetsmotto ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’.