.
datum 10 apr. 2020 geplaatst door Bart Caron

De Vlaamse cultuursector bloedt, vooral voor de kunstenaars

 

Het virus rukt op. Velen krijgen schrik. Van de overheid wordt verwacht dat die efficiënt en krachtig optreedt. Alle culturele activiteiten zijn geannuleerd, cultuurhuizen zijn gesloten, theater- en dansvoorstellingen, voordrachten, festivals en concerten worden afgelast. Beter op veilig spelen dan gezondheidsrisico’s nemen. Zeker niet op plekken waar mensen dicht bij elkaar zitten zoals in een theaterzaal, een cinema of een circustent. Social distancing is er gewoon niet te realiseren, zelfs al verkoop je maar één stoel op vier. Organisatoren moeten voorstellingen afgelasten, overheden sluiten culturele infrastructuur, artiesten moeten in hun ‘kot’ blijven. Dat heeft toch desastreuze gevolgen?

Het publiek kan een tijdje zonder kunst en cultuur. We kunnen ons nu vergapen aan heel veel online kunst en cultuur, aan al die boeken die we nog niet hadden gelezen, de films die we niet hadden gezien. Geen probleem. Al moet ik zelf bekennen dat ik wel het sociaal contact, dat zo eigen is aan culturele activiteiten, erg mis. De tickets die we gekocht hebben zullen we later wel kunnen spenderen. We krijgen een voucher, of zelfs ons geld terug, of we kunnen het doneren. Dat laatste was wat de Cultuurminister suggereerde. 

Uiteraard breken er voor de economie donkere dagen aan. Cultuur is ook economie. Al is het doel niet altijd winst maken, de mechanismen zijn vrij gelijkend. Bij artiesten die niet mogen spelen, komt er geen geld in de lade. Bij cultuurhuizen die veel voorstellingen moeten afgelasten, drogen de eigen ontvangsten op. De kosten verdwijnen echter niet. Lonen van medewerkers moeten betaald worden, net als afbetalingen van leningen, huurgelden enz. 

Laat me beginnen met een eenvoudig verhaaltje. Een cultuurcentrum of een andere organisator dat een contract afsloot met een gezelschap roept overmacht in en verbreekt het contract. Soms wordt uit solidariteit of sympathie met de kunstenaars een deel van de uitkoopsom betaald, maar of deze praktijk wijd verbreid is, durf ik te betwijfelen. Het gezelschap of orkest, de rockband of de comedian kan in het beste geval een seizoen later terugkomen, als hun kalender en die van het centrum dat toelaten. Dat gezelschap heeft wel artiesten, technici en andere medewerkers ingehuurd, als zelfstandige of als werknemer, dikwijls in het gebrekkige kunstenaarsstatuut. Wat moeten zij doen? Ze naar de werkloosheid sturen, of ook overmacht inroepen. Wie is slachtoffer?

Om de probleem te begrijpen moet je het vanuit verschillende standpunten benaderen. Er is een onderscheid tussen producerende kunstenaars, hun gezelschappen en kunstenorganisaties die vooral werk presenteren en tonen. Er is een onderscheid  tussen zij die hoofdzakelijk op subsidies beroep moeten doen en zij die grotendeels op eigen inkomsten drijven, al is het onderscheid niet steeds zwart-wit. En tenslotte moet je steeds rekening houden met het sociaal statuut van de betrokken personen. 

De zwakste schakel: kunstenaars
Om met het het laatste te starten. De meeste producties worden gemaakt met of door freelancers die tijdelijk voor een welbepaalde productie komen werken, als zelfstandige of met kortlopende contracten. De freelancers zijn de grootste slachtoffers. Zij verliezen hun inkomen gedurende de periode dat ze niet aan de slag kunnen. Voor loontrekkende artiesten, meestal in het kunstenaarsstatuut – een specifieke aanpassing van de sociale zekerheid, courant in België – , is tijdelijke werkloosheid een oplossing, maar dat is een minderheid van het artiestengild. 

Overheidsinstellingen, vzw's en culturele economie
Er zijn in de sector veel overheidsinstellingen. Zoals cultuurcentra, openbare bibliotheken, musea, deSingel, de Vlaamse opera, onze grote orkesten...
Zij presenteren kunst, of stellen cultuur ter beschikking van het publiek, of maken en ondersteunen producties. De Vlaamse overheid of de lokale overheden zullen hun tekorten wel delgen. We mogen blij zijn dat de overheid zo'n belangrijk voet binnen heeft bij het presenteren en spreiden van kunsten en cultuur. Maar voor veel medewerkers dreigt toch tijdelijke werkloosheid. 

Bij autonome vzw’s zoals theatergezelschappen, kunstencentra, orkesten, muziekorganisaties enz. moet de vzw zelf voor de financiële zorgen opdraaien. De recente besparingen door de Vlaamse overheid (gemiddeld 6% subsidiekorting) hebben ook al stevig ingehakt op hun mogelijkheden, en nu dit. Een en ander hangt af van de mate waarin ze eigen inkomsten verwerven. Dansgezelschappen als Rosas of Les Ballet C de la B, het vocaal ensemble Huelgas of Studio Orka halen veel inkomsten uit uitkoopsommen  – samen soms tot 2/3de van hun omzet, meer dan ze aan subsidies ontvangen. Ze verwerven die inkomsten vaak in het buitenland. Die vallen onherroepelijk weg. Ze verschillen hier weinig of niks van het lot van niet-gesubsideerde artiesten, zoals rockbands of performers, schlagerzangers, comedians, kunstenaars in commerciële producties van Studio 100...  
De problematiek is niet beperkt tot wat we op een podium zien. In de brede cultuurwereld zijn bijv. toeleveranciers en de horeca belangrijke economische actoren. Zij zijn evenzeer slachtoffers. Weet dat elke euro die in cultuur wordt geïnvesteerd er drie oplevert voor de economie. 

Terwijl in de entertainmentwereld de wetten van de klassieke economie gelden, hangt de impact op de gesubsidieerde kunstensector eerder samen met de sociale statuten waaronder wordt gewerkt. In beide gevallen zijn de grootste slachtoffers dezelfde personen, zij die aan het einde van de artistieke keten bengelen, de zwakste schakels. Kunstenaars in een zelfstandigenstatuut die 20 avonden niet betaald worden, en dat pakweg drie maanden na elkaar.... dat is ingrijpend. Kunnen voorstellingen dan niet later geprogrammeerd worden? Soms kan dat, maar niet steeds.

Kan de Cultuurminister helpen aub?
De sector vraagt hulp. Vlaams Cultuurminister Jan Jambon heeft 200 miljoen vrijgemaakt, een bedrag voor cultuur, jeugd, sport en media samen. Dat noodfonds bedraagt zowat 20% van de jaarlijkse subsidiemassa voor deze sectoren en wellicht nog geen 5% van hun omzet. Er is de corona hinderpremie, een eenmalige premie van 4.000 euro, is er voor compensatie van economische activiteiten, bijv. voor de horeca van cultuurhuizen. Er zijn ook aanvullende maatregelen voor ondernemingen en zelfstandigen, ook in bijberoep. Er komt een compensatie voor ondernemingen die wel verder werkten, maar door de omstandigheden hun inkomsten ernstig zagen krimpen. Het gaat om een eenmalige premie van 3.000 euro. Kunnen die maatregelen de grootste noden lenigen.

Dat is ook nodig willen we vermijden dat de sector, na het overwinnen van het coronavirus, niet in een financiële crisis terecht komt die de cultuurproductie in Vlaanderen en derhalve ook het cultuuraanbod langdurig verminkt. We moeten vermijden dat beloftevolle en goede kunstenaars er de brui niet aan geven. 

De steun moet ten goede komen aan zij die er het meeste onder lijden, die zich in de zwakste sociaaleconomische positie bevinden en die vaak tussen de mazen van de reguliere sociale zekerheid vallen. Zeker individuele kunstenaars en kleine organisaties die geen of beperkte subsidies krijgen, dreigen de grootste slachtoffers te worden. 

Daarom deze oproep aan Cultuurminister Jan Jambon en alle Vlaamse politici: de kunstenaars en hun omgeving hebben u nodig. Zet daar aub op in. Nu, maar zeker ook (voor) morgen.