.
datum 29 May 2020 geplaatst door Imke van Herk

De kunstsubsidies uit, de wereld in!

 

Matthijs Bosman studeerde af als beeldhouwer en is inmiddels zo’n twintig jaar actief als vrijdenker in de beeldende kunsten. Als beginnend maker ontwierp hij onder meer lichtinstallaties voor leegstaande gebouwen en ging zo op zoek naar de minder ingevoerde toeschouwer. Vanaf dat moment werd hij onbedoeld gezien als een kunstenaar voor de publieke ruimte. Een term die hij daarvoor eigenlijk niet eens kende. Matthijs richt zich nu graag op transities en zoekt naar manieren om creatief in te kunnen spelen op veranderprocessen. Zo ging hij in opdracht van Provincie Overijssel, Agri Meets Design, Kunstenlab Deventer en Platform Natuurlijke Veehouderij met boeren in gesprek om ze een richting te geven voor het meer natuurlijk veehouden.  Met Superland, een fictieve supermarkt zonder klanten en zonder eten in de schappen, stelt hij de vraag centraal wat er zou gebeuren als de boeren hun producten direct aan de consument verkopen. Dan behoort de almachtige supermarkt volgens Bosman misschien wel tot de verleden tijd. Het gaat over veranderingen doorvoeren in bestaande systemen. Je zult begrijpen dat ook de coronacrisis in dat opzicht een interessante periode voor hem is. We vroegen hem naar zijn gedachten over hoe de cultuursector zich nu zou kunnen conformeren aan de vernieuwde situatie en daar creatief op in kan spelen.

Matthijs, hoe gaat het met je?
Persoonlijk gaat het goed met me. Ik heb de afgelopen periode wel opdrachten zien verdampen, maar ik heb ook tijd in andere zaken kunnen steken en me kunnen richten op het creëren van nieuw werk. Ik wil binnen mijn projecten niet afhankelijk zijn van de verkoop van tickets of tentoonstellingen. Ik bind me daarom liever aan de langere termijn trajecten. Zo ontwikkel ik maatwerk op bestelling en maak ik nu kunst voor grote organisaties; de hele periode van creatieve research, locatiebezoek en klantonderzoek duurt al snel een half jaar. Vlak voordat de coronacrisis uitbrak, kreeg ik nog een mooie opdracht binnen van een grote zorginstelling. Al voelt het in deze tijd vreemd om intensief met hen te overleggen, de opdracht gaat gelukkig gewoon door. 

Ik ben sowieso aangenaam verrast door opdrachtgevers. Mensen doen nu meer moeite dan anders, ze weten dat ik in de cultuursector zit en dat ik als ZZP’er werk.Eén opdrachtgever belde me een tijdje terug zelfs op om te bevestigen dat de opdracht nog altijd doorgaat opdat ik me geen zorgen zou maken. Zoiets vind ik natuurlijk fantastisch.

Het is wat gewoner geworden om elkaar iets te vragen. Waar ik vroeger sneller de rol van de professional aannam die niet afhankelijk mag overkomen, lijkt er nu wat meer empathie en scherper zicht op elkaars situatie.

Zijn er voorbeelden te benoemen van organisaties of sectoren die daar een voorbeeldfunctie in aannemen op het gebied van opdrachtgeverschap?
Ik zie niet direct partijen die nu op de bres springen om opdrachten te genereren voor kunstenaars. Wel zie ik dat fondsen iets doen wat ze al veel langer geleden hadden moeten opzetten: Met kleine financiële impulsen en versnelde procedures wordt er gekeken naar mogelijkheden om makers “er doorheen te helpen”. Met een goed plan kun je een paar duizend euro aanvragen voor een periode van creatieve research. Die vorm van steun was eerder voornamelijk gericht op de podiumkunsten, maar is dankzij het BankGiro Loterij Fonds sinds kort ook voor de beeldende kunstensector opgezet. 

Ik hoop met hun steun binnenkort een tweede editie van Superland te kunnen maken; Ik wil het project meer gaan zien als keten van activiteiten die allemaal gericht zijn op engagement met een beter leven. Dit wordt niet de grootste niet-bestaande supermarkt van Nederland, maar de grootste niet-bestaande ideologie van Europa. Ik was daar voor de crisis al mee bezig, maar de middelen van een research subsidie voor een paar maanden was nog niet voor handen.

Je vertelde eerder dat je per toeval als kunstenaar in de publieke ruimte terecht kwam, maar hoe ziet jouw acquisitie voor nieuwe opdrachten er normaliter uit?
Via de kunst in openbare ruimtes kwam ik in de scene van slechte wijken en omstreden nieuwbouwprojecten terecht. Ik werd uitgedaagd om de grote momenten van verandering te benutten voor een kijkje in de nieuwe wereld. Die manier van kijken zorgt er nu voor dat ik, buiten de gruwelijke kant van de crisis, ook zie hoe snel de wereld haar kansen benut om vaste systemen los te laten en dat te doen wat voorheen niet leek te kunnen; Van online vergaderen tot wekenlang niet vliegen. Dat geldt andersom ook. Het blijkt zo te zijn dat een stom virus de wereld plat kan leggen. Het soms taaie bedrijfsleven dat gewend was te zeggen ‘het zal mijn tijd wel duren’ heeft nu het tegendeel bewezen gekregen. 

Ik zou willen zeggen dat hoe snel de wereld ook op z’n gat kan liggen, we altijd moeten kijken naar wat er allemaal wel kan. Dat moment van het inzetten van een verandering is voor mij als kunstenaar zo inspirerend. Daar zitten we nu middenin. 

Ik doe zelf niet actief aan acquisitie, maar kom op zulke momenten graag over mijn werk vertellen. Dat draait eigenlijk altijd om verbazing en humor. Lachen over hoe simpel een antwoord kan zijn, lachen om reacties van mensen. Negen van de tien keer komt er na afloop iemand naar me toe om te praten over mogelijkheden voor een samenwerking.
Daarnaast heb ik heel veel aan de ‘bemiddelende sector’. Het Kunstenlab in Deventer bijvoorbeeld, heeft me al meerdere malen aan nieuwe opdrachten geholpen. 

Voor Superland ging je als kunstenaar een samenwerking aan met de landbouwsector, hoe heb je dat ervaren?
Ik vond dat ontzettend interessant. Gedurende het project werd het onderwerp brandend actueel, we zaten in een proces dat het nieuws domineerde. Toen wij bij het ministerie aankwamen met Superland stonden de kranten er vol mee. Ik stortte me voor even in een wereld waarvan ik niks af wist. Ik stapte die agrarische sector binnen en dacht: we gaan het wel zien. Twee jaar later werd ik uitgenodigd voor congressen om te praten over het doorbreken van de voedselketen. Dat kan dus blijkbaar. Als je de tijd en middelen krijgt om je er echt in te verdiepen, merk je dat de agrarische sector niet voor niks in de problemen zit. Boeren zouden niet gedwongen moeten worden om oplossingen te verzinnen; ze worden te veel onder druk gezet om goedkoop te produceren en zien daarin als enige oplossing nog meer te leveren, stuksprijzen omlaag te gooien en te investeren in bedrijfsuitbreiding. Dat werkt niet. Er zijn mensen nodig die hen helpen om daar op een andere manier over na te denken. Het begint bij goed luisteren en het inzichtelijk maken van de situatie. Ik tekende een diagram van hoe het geld van de consument naar de boer stroomt. Ik zag die tekening meer als aankleding van mijn presentatie, maar de boeren zagen voor het eerst wat er bij de consument gebeurt: De tussenhandel werd inzichtelijk gemaakt. Dat was een heel dankbaar moment voor mij. De agrarische sector praat namelijk liever alleen met mensen die er in hun ogen echt verstand van hebben. Tegen de rest zeggen ze toch; heb je niks zinnigs te melden? Dan rot je maar op! 

Staat de agrarische sector in jouw optiek dan wel open voor de hulp van een kunstenaar?
Ik denk dat boeren en kunstenaars best overeenkomsten hebben. Het zijn individuen met een droom en met een romantisch beeld van wat hun beroepspraktijk in zou kunnen houden. Maar ik denk niet dat het hen direct interesseert dat ik een kunstenaar ben. Het gaat om de nieuwe inzichten die gewenst zijn, daar hoeft niet te lang over gepraat te worden, er is werk aan de winkel. Zij denken in liters en uren. Ik vond dat in het begin intimiderend, maar merkte ook dat als je je echt in hen verdiept er bereidwilligheid is om naar je te luisteren.

Is de samenwerking met een andere sector in die zin voor jou als kunstenaar vruchtbaar te noemen?
Gevoelsmatig zeg ik meteen ja; Ik haal uit ieder project waarin ik met een nieuwe sector samenwerk nieuwe inzichten. Een aantal jaar geleden schreef ik in opdracht van een basisschool op Kanaaleiland een kinderboek dat ik later vertaalde in een blijvend decor voor in de school. De kinderen lopen daar nog iedere dag doorheen. Het was een ontzettend leerzaam project, niet alleen voor mij, maar ook voor de docenten. Die kinderen groeien veelal op bij anderstalige opa’s en oma’s en volgen al vanaf heel jonge leeftijd Nederlandse lessen. De prestatiedruk ligt voor die groep heel hoog. Op school moet je leren rekenen en schrijven en is er minder waardering voor de kunstzinnige ontwikkeling. De school wilde nu ook graag een plek creëren waar de prestaties van de leerlingen op het gebied van creativiteit getoond konden worden. Ik gaf hen mee dat het belangrijk is om die tentoonstellingsruimte vervolgens ook onzichtbaar te kunnen maken; er zullen niet altijd werkjes zijn om te laten zien. Het is confronterend voor een kind om die leegte te zien. Tegelijkertijd dacht ik voorheen te makkelijk over het creëren voor docenten. Veel van wat hen wordt aangeboden vanuit de kunsteducatie bestaat uit allerlei lespakketten en methodes die nog om te veel handelingen vragen; een leraar heeft het al druk genoeg, de kunstenaar kan het hen beter zo makkelijk mogelijk maken.

Je geeft hiermee goede voorbeelden van hoe je als kunstenaar mee kunt denken met de omstandigheden en veranderingen die gaande zijn binnen een andere bedrijfstak. Nu er kritiek is op de financiële steun van de minister voor de cultuursector, vraag ik me af hoe jij daar dan tegenaan kijkt. Zouden de kunstenaars zelf meer werk kunnen genereren door dergelijke samenwerkingen actief op te zoeken?
Haal dat ‘zouden kunnen’ er maar uit, dat móeten we doen! We krijgen al jaren een restje geserveerd. Ook tijdens de eerdere bankencrisis zijn er al zoveel subsidies weggehaald. We moeten niet langer kijken naar hoe we met minder geld door kunnen, we moeten helemaal opnieuw zoeken naar mogelijkheden om geld te genereren. 
Ik vind de diehard kunstsubsidie die zich richt op de kunstenaar in het atelier niet meer van deze tijd. Ik probeer al lange tijd aansluiting te vinden bij een wereld die het interessant vindt dat ik als kunstenaar meekijk naar bepaalde onderzoeken. Er zijn overal potten op het gebied van vergroening, duurzaamheid en ontwikkeling, waarvoor bedrijven in de rij staan. Dat zijn allemaal dezelfde Powerpoint presentaties vanuit wetenschappelijke hoek. De kunstenaar lijkt hierin nog te afwachtend. We moeten proberen daar een voet tussen de deur te krijgen.  Bij Podium Circulair, een kleine organisatie in Brabant, wordt het samenwerken met vrijdenkers binnen het bedrijfsleven al actief gepromoot. Ik ben daarin betrokken op het gebied van artistieke leiding, maar benader het vrij zakelijk: We moeten de kunstsubsidies uit en de wereld in! 

Wat heeft de kunstenaar volgens jou nog nodig om die manier van denken eigen te maken? 
Ik mis bij een heleboel partijen die zich tegen de kunstensector aan bemoeien het vertrouwen. Veel fondsen behandelen vanuit wantrouwen een aanvraag, de overheid beantwoordt vanuit wantrouwen een steunvraag. Er zijn de laatste jaren zoveel systemen ontwikkeld waarin wordt aangetoond dat het goed gaat als je dat vertrouwen wel meegeeft. Het wordt tijd dat we niet langer hoeven te zeggen ‘Ik heb die kunstwereld even kort gehouden, want die denken maar dat alles kan.’ We moeten achteraf, met aantoonbare voorbeelden, aan de samenleving kunnen teruggeven hoe belangrijk die financiële steun voor een bepaalde partij wel of niet was. Dan hebben we het tenminste ergens over! 

 

Fotografie: Sasha Ivantic